CEDRUS DEODARA
Himalayaceder. Snelgroeiende conifeer met goed doorgaande harttak en afstaande takken en twijgen, die aan de uiteinden sierlijk doorbuigen. Breed piramidaal in de jeugd, later breder groeiend. Blad: naalden in bundels tot soms 30 bijeen. Zijn 2.5 - 5 cm en daarmee langer dan de meeste andere Ceders, donker blauwgroen, in de jeugd groen. Bloei: onopvallend. Vrucht: enkel of met 2 tesamen, opstaand, roodbruine kegels tussen 8 - 12 cm lang. Grond: voedselrijke goed doorlaatbare zure grond. Verdraagt geen alkalische of kalkhoudende bodems. Is vooral in de jeugd vorstgevoelig en er wordt daarom aangeraden om een zonnige beschutte standplaats te bieden.